Montane Spine Race 2022 – verslag van een uniek avontuur - DEEL 1

Montane Spine Race 2022 – verslag van een uniek avontuur - DEEL 1

Omdat het niet genoeg benadrukt kan worden, en het de simpele waarheid is: alle betrokkenen waren briljant! De organisatie, vrijwilligers, medics, medelopers, sympathisanten overal. Het was uniek en perfect! Waarvoor mijn welgemeende dank. 


Ook aan alle volgers en supporters, het is onmogelijk om onderweg of zelfs achteraf al jullie berichten te lezen, maar jullie steun en enthousiasme zijn van onschatbare waarde. Merci! Niet te vergeten mijn gezin dat mij steeds op pad laat gaan voor dit soort gekkigheden, en doet wat in hun mogelijkheden ligt om mij daarin te ondersteunen. Ik zie jullie graag! 


Erik, Erik en Hans, bedankt voor het lenen van materiaal dat ik zelf (nog) niet had!  

De aanloop – laat je testen 

Zoals genoegzaam geweten draait de wereld al bijna 2 jaar wat anders dan tevoren. Met – indien reizen überhaupt toegelaten is – allerlei restricties, testen voor en na aankomst, etc etc. Dit maakt alleen al het ter plaatse geraken en mogen starten tot een hele onderneming. Zelfs de stress om de gevreesde kitcheck raakt daardoor toch wat op de achtergrond. Door deze covid-verplichtingen reis ik samen met Fanny wat vroeger af. Als positief neveneffect laat dit ons toe om samen de laatste hand aan de voorbereiding te leggen (kaarten bestuderen, lijstjes maken, laatste materiaal/kledij keuzes,…). Lang verhaal kort, we geraken alle drie (Peter ontmoeten we de dag van de start), negatief getest en wel, en zo klaar als we maar kunnen zijn, aan de start van ons avontuur. 


Met het nodige respect en ontzag voor de tocht die we gaan ondernemen. Want al hebben we alle drie meerdere lange avonturen op ons palmares, het blijft een onderneming die je niet licht mag opnemen (daarover later meer). En de weersomstandigheden in dit deel van de wereld, deze tijd van het jaar beloven zwaarder te worden dan ik ooit ervaren heb. Dat Britse weer is een van de voornaamste redenen waarom ik net deze race wilde lopen. Stiekem denk ik ook, ondanks het gebrek aan ervaring in deze specifieke omstandigheden, een goed resultaat te kunnen behalen (ook daarover later meer). 


De race – een korte omschrijving 

Dik 400km door de barre Britse winterse natuur, langs de route van de Pennine Way, een ‘wandelpad’ dat ons leidt van Edale in centraal Engeland, tot Kirk Yetholm in zuidelijk Schotland. De uitdrukking wandelpad is een grof eufemisme, want het terrein bestaat voor een groot deel uit eindeloos uitgestrekte veengebieden waar geen pad die naam waardig te bespeuren valt. Natte voeten van begin tot einde gegarandeerd. Er zijn 5 bevoorradingsposten met toegang tot je dropbag, warm eten en slaapmogelijkheid. Daarnaast zijn er verschillende officieuze bevoorradingspuntjes, waar je niet met zekerheid op mag rekenen, en waar vaak enkel water (warm of koud, en dus ook thee, koffie of je eigen gevriesdroogde maaltijd) verkrijgbaar is. Sommige van deze plaatsen hebben een min of meer permanent karakter en zijn van een weergaloze charme zonder gelijke (Tann hill Inn, Greg’s hut, Horneystead farm!). Een romantisering? Ongetwijfeld. Maar wanneer je na uren bagger, ellende en miserie op een van deze plaatsen terechtkomt zijn het oases van rust en verpozing. 


 

De start 

Die ochtend heeft mijn übersympathieke Britse gastheer (speelt snooker en zijn hoogste break is een pak hoger dan de mijne) me nog met zijn rammelbak naar de start gebracht. Dat ging zo:  motor start (oef!), motor valt weer uit, motor rochelt een eeuwigheid bij nieuwe startpoging, angstzweet breekt uit, ‘don’t worryit will start’, kan me niet schelen, angstzweet alom, start verdomme, motor start uiteindelijk toch, zucht van verlichting en we zijn weg. 


De eerste dag gaat zoals ik achteraf gezien wel gewoon ben: in het begin heel goed, ik loop een tijdje in de buurt van latere winnaar Eoin Keith, en andere gerenommeerde lopers/loopsters, maar op de technischere passages zijn de meesten rond mij wat sneller. Meer ervaring op dit terrein, en ik wil bv geen domme val riskeren op de besneeuwde rotsen in de afdaling van Kinder Scout. Daarna komt er een dip en een hele lange periode dat het niet super gaat, met ups en downs maar vooral niet super. Ook dit is vaak zo, realiseer ik mij later. 


Aanvaarding 

Dan, ergens tegen het einde van de eerste nacht – het eerste CP, Hebden Bridge, met zoals overal super vrijwilligers, lekker eten, kortom al wat je nodig hebt op een CP van zo’n onderneming, is dan al een hele tijd voorbij – komt er het moment van aanvaarding. Ik heb dit al vaker meegemaakt, het is steeds tijdens een van die typische fases van filosofische overpeinzingen (‘wat loop je hier eigenlijk te doen’,...) dat het me opvalt: op een bepaald moment komt er een soort overgave, mentaal en fysiek, aan wat dit is. Een aanvaarding van de omstandigheden, het tempo, het terrein, alles wat je aan het doen bent, en het is ok. Vanaf dat moment voel ik me goed, voel ik me in mijn element, kan ik blijven doorgaan, zijn vooral de downs minder diep en kan ik ten volle genieten van de ups. En kan ik soms, vaak, met periodes opnieuw sneller vooruit komen dan ik tevoren mogelijk had gehouden. Het is magisch, het is moeilijk onder woorden te brengen, en ik denk dat je het moet ervaren om echt te voelen wat het is. Natuurlijk geldt dat dan weer voor de meeste dingen in het leven.  


We vorderen gestaag 

Zo gaat het over het algemeen een hele lange tijd goed. Enkele hoogtepunten: Lothersdale (een knus tentje waar ik enkele ‘halve lijken’ opraap – dat geeft de burger altijd moed – en na een bacon sandwich snel weer door ga, het gaat immers goed); Malham Tarn (half uurtje rust, koffie en een (eigen) gevriesdroogde maaltijd); Pen-y-ghent (prachtig uitzicht vooraf, monsterlijke beklimming); Tann Hill Inn (een B&B en pub tussen twee immense stukken veengebied, maar tijdens het nachtelijke uur dat ik er passeer enkel een met houtvuur verwarmde oase van rust met twee zetels voor een dutje en een koffie; wanneer je binnenkomt ligt er een loper te slapen, wanneer je weer weggaat een andere, stil en knus is het er); Caldron Snout (zelfs bij nacht een indrukwekkende waterval, een hachelijke beklimming leidt me er vlak langs, in het donker is het onmogelijk te bepalen wat de ideale route is); een van de (volgens foto’s) mooiste uitzichten (High Cup Nick) mis ik omdat het donker is; valt er een stramien op? Nachten van 16u laten niet veel daglicht over; de Post Box Pantry in Dufton (twee hamburgers, bier en een dutje in het raamkozijn); de ‘angel’ in Slaggyford (koffie, zelfgebakken cake en een zakdoek voor een vervelende bloedneus); ik vergeet er vast een paar, twee andere hoogtepunten – Greg's Hut en Horneystead Farm – licht ik straks verder uit.  


Wanneer ik dit nalees valt het me op dat het vooral de tussenstops zijn die me bijbleven. Stof tot nadenken, mischien? Hm? 


Tijdbonus – assisting to locating racer 

Sommigen hebben gemerkt dat ik 18 minuten tijdbonus heb gekregen owv ‘assisting to locating racer’ en waren benieuwd waarom. Niet dat het veel voorstelde, maar dat ging zo:  


Aan het einde van (High en West) Cam Road moesten we een pad nemen dat ons in een stuk veengebied leidde, niet ver voor CP2 (Hawes). ‘s Nachts bij slechte zichtbaarheid, op een oneffen helling, was het zoals wel vaker zoeken naar het pad dat daar ergens moest zijn. Op die plaats ontmoet ik een loper, die – zo schijnt het – net als ik aan het zoeken is naar het juiste spoor. Hij ziet er net zo stevig gekleed uit als ik, kijkt net als ik op zijn gps, en ziet er niet uit alsof hij verder in de problemen zit. We wisselen een paar woorden genre ‘it must be here somewhere’, ik steek omhoog, ploeter wat verder en vind het pad. Ik kijk om, zie geen hoofdlamp meer, roep verscheidene keren, maar voor zover ik weet zou hij evengoed al voor mij kunnen zitten. Dus ik loop voort. 


Een tijdje later ontmoet ik iemand anders die mij aanspreekt: ‘did you see Daniel? His tracker must have fallen off and he must be here somewhere.’ Ik leg uit waar ik net iemand ontmoet heb, geen idee of het Daniel was. Hij zegt dat ik moet doorlopen, ze vinden hem wel. 


Daarna loop ik te denken: stel dat de loper die ik ontmoette Daniel was, dat hij in moeilijkheden zat zonder dat ik het doorhad, en dat ik de laatste ben die hem – levend – gezien heeft? Moet ik dan niet teruggaan naar die plek en zien of ik hem kan vinden? Na een tijdje besluit ik dat ik niet degene wil zijn die Daniel het laatste levend gezien heeft, en dat ik moet zien of ik kan helpen. Dus ik loop terug richting de plek waar ik hem zag. Voor ik daar ben ontmoet ik opnieuw degene die mij vertelde van de zoektocht. Hij is aan de lijn met het safety team, ik leg nog eens uit waar ik de persoon ontmoette die waarschijnlijk Daniel is, en stel voor om samen terug naar die plaats te gaan. Ze vragen mijn nr en zeggen mij dat het wel in orde komt en dat ik toch maar moet doorlopen. 


Een half uurtje later ben ik op het CP, en plots komt een vriendelijke vrijwilligster mij meedelen dat ik 18 minuten tijdbonus krijg voor het helpen zoeken. Mijn reactie: 'that’s very kind, but where’s Daniel? Is he ok?’ En gelukkig was hij inmiddels terecht, en goed en wel in hetzelfde CP. Eind goed al goed.  

 

Voetprobleem – verkeerde inschatting 

Je mag zulke tochten niet licht opnemen zei ik aan het begin. Daarbij hoort o.a. dat je herkent welke pijntjes je mag negeren, en welke je onder de loep moet nemen en aanpakken voor ze een probleem worden. Lopen met pijn hoort bij deze ondernemingen, dus het is je ervaring en focus die bepaalt welk pijntje je aandacht verdient. In principe ben ik daar goed in. Dacht ik. Dus misschien ook wat overmoedig. Hoedanook, ergens rond halverwege heb ik hier een steek laten vallen. Ik had al een hele tijd een pijntje waar mijn linkerbeen overgaat in de voet, vooraan ongeveer op de plaats waar je je veter bindt. Vermoedelijk was de pees die daar zit wat afgekneld. Ik bind mijn schoenen niet vast, maar door de dikke waterdichte sok en linersok was het vermoedelijk toch iets te strak. Het pijntje werd een steeds grotere pijn, die ik onbegrijpelijk genoeg toch bleef negeren. Tot ik, op CP4 (Alston) aangekomen, mijn sokken uitdeed en samen met de medic, die net even kwam kijken hoe het ging, moest vaststellen dat die voet helemaal gezwollen was. En pijnlijk, maar dat laatste wist ik natuurlijk al. 


Het gevolg is dat ik de volgende etappe mij heb moeten beperken tot stappen, en zelfs een tijd gedacht heb dat ik zou moeten opgeven. Een tijdje (relatief) rustig aan doen, af en toe paracetamol, afzien en doorduwen hebben me er toch doorgetrokken. En Horneystead Farm 

Slaap – 4 à 5u in totaal 

In twee officiële checkpoints (Middleton en Alston lig ik telkens ongeveer 1,5u in een echt bed. Waarvan telkens een dik uur slaap. Ik wilde beide keren 2 à 3u slapen, maar was telkens vroeger wakker. De rest van mijn 4 à 5u slaap haal ik uit hazenslaapjes van 15 à 30 minuten in de tussenstops: Tann hill Inn, DuftonGreg’s Hut, Horneystead Farm en een paar keer 5min tegen Hadrian’s Wall, dat moet het zowat zijn. 

 

Twee speciale hoogtepunten 

Zoals gezegd, van alle officieuze tussenstops moet ik er toch echt twee uitlichten: 


Greg’s Hut 


Moederziel alleen midden in de nacht met hooguit enkele meters zicht rondom zoek ik mijn weg over het hoogste punt van de Spine, Cross Fell. Ik had gehoopt dit overdag te kunnen doen, maar dat is jammerlijk mislukt. Ik word net niet weggeblazen door stormvlagen zoals ik nog nooit heb ervaren. Het volgen van de route beperkt zich tot zorgen dat ik mij min of meer op het lijntje op mijn horloge of gps bevind. Blij dat ik af en toe voetafdrukken van voorgangers in een resterend pakketje sneeuw zie ter bevestiging dat ik juist zit.  Blij ook dat ik juiste kledijkeuzes voor dit noodweer blijk gemaakt te hebben. 


Enkele kilometers voorbij de top doemt een licht op en ben ik aan Greg’s Hut. Hoe het er buiten uitziet weet ik alleen van foto’s. Het is een eenvoudig stenen gebouw waar je kan schuilen, maar waar men speciaal voor de Spine kolen voor de kachel en iets eenvoudig te eten naar boven sleurt. Ik stel mij voor dat je alleen tijdens de Spine kan ervaren wat ik hier ervaar. 


Binnen kom ik in een eerste ruimte, een paar stoelen, stenen muren. Vriendelijk word ik gevraagd mijn rugzak hier te laten en mug en spork mee te nemen. 


De tweede ruimte is klein maar knus verwarmd door een kachel, er staan enkele stoelen en er is een soort platform waar wat slaapzakken liggen. Elaine Bisson, die 8ste en tweede vrouw zal worden, ligt hier bij te komen wanneer ik binnenkom. Ze ziet er niet echt fris uit, maar hetzelfde geldt ongetwijfeld voor mezelf. Toen ik eerder met haar samenliep merkte ik al dat het iemand is die gestaag doorgaat, ik twijfelde er niet aan dat ze dat zou blijven doen. Niet lang na mijn aankomst in Greg’s hut is ze alweer weg. 


John Bamber, een man met immense grijze baard, geeft me een gamel met noodles en zijn befaamde zelfgekweekte chili. ON-VER-GETELIJK. Mijn eerste kop koffie gooi ik nog stuntelig op de grond en over de schoenen van de andere vrijwilliger, die alles met de glimlach opkuist en mijn mug met verse koffie vult. Ik slaap er 20 minuutjes, zittend in de stoel, mijn elleboog op het platform achter mij en het hoofd op mijn hand steunend. John blijkt een man van verhalen te zijn, zijn zachte stem murmelt door mijn halfslaap. Zonder twijfel hebben de andere twee vrijwilligers niet de kans gekregen om zich te vervelen tijdens de dooie uurtjes. 


Na dat korte doch verkwikkende slaapje zet ik me met lichte tegenzin recht en begeef me weer in het noodweer, vriendelijk in de juiste richting gewezen door John en zijn kompaan. 


Horneystead Farm 


Mijn lifesaver! Voorafgegaan door het meest miserabele, ellendige stuk van de hele route, voor mij althans. Eerst een ellenlange omleiding langs Hadrians Wall, waarvan ik wegens het nachtelijke uur (alweer) nauwelijks iets kon zien. Daarna een al even eindeloos stuk langs een onbestaand pad – een sectie die de populaire Legends-boutade ‘als het op de kaart staat is het een pad’ uitvoerig en genadeloos illustreerde – door een bizarre combinatie van veen- en landbouwgebied. Bovendien is de gpx hier een haastig getrokken lijn van punt a naar b, die zelfs niet gelijk loopt met het volgens de kaart theoretisch gezien aanwezige pad. Later hoor ik van Adam dat ook hij, Matt en Emil stevig op dit stuk hebben lopen vloeken. Toch een kleine geruststelling dat ik niet de enige was. Hier heb ik wellicht het meest last gehad heb van slaapgebrek, mede doordat lopen op de loopbare stukken hier onmogelijk was door mijn voetblessure. Denk: na het veengebied waar de aard van het terrein je min of meer wakker houdt strompel je op een van diepe tractorsporen doortrokken modderige landbouwweg die alweer uitzichtloos lang rechtdoor loopt. Je weet ondertussen hoe lang een paar cm op de kaart in werkelijkheid duren aan je huidige tempo, en dat is veel te lang. Later hoor  ik trouwens van Pipke dat zij en Bart deze nacht beurtelings wakker gebleven zijn omdat ze wisten hoe moeilijk ik het had en voor het geval ik een telefonisch aanmoedigend woordje nodig had. Ik zie jullie graag 


Dus, omdat je niet kan lopen probeer je je slaapdronken gestrompel zo rechtdoor mogelijk te houden. Dat gaat voor onbepaalde tijd goed. Tot je plots merkt dat je slapend de berm in aan het sukkelen bent. De pijnscheut in je voet bij de corrigerende beweging doet daarbij absoluut geen deugd. De slaap uit je kop wensend trek je je uit de berm en strompelt weer verder. Dit stramien herhaalt zich. En opnieuw. En opnieuw. En...  


En dan, uiteindelijk ben ik toch aan Horneystead Farm. Een officieze bevoorradingsplaats waarvan ik gehoord en waarover ik gelezen heb. Een stuk stal met enkele oude stoelen met kussens, bevoorrading in de vorm van koeken en repen, en een bordje met een handgeschreven tekst over een vrijwillige bijdrage, neem wat je nodig hebt, laat achter voor anderen wat je kan missen. Een permanent beschikbare plaats voor hikers dus. De vrouw die me ontvangt (Helen denk ik?) blijkt zelf een fervent hiker. En speciaal voor de Spine heeft ze daar zonder enige twijfel de lekkerste, voedzaamste soep staan die ik ooit gegeten heb. Die soep, en het half uur slaap in de zetel daar hebben me gered. Ik was nadien zo opgefrist dat ik op het laatste CP (Bellingham) geen slaap nodig had. 


Van één ding heb ik spijt: toen ik doorging vond ik Helen (?) nergens, dus ik kon haar niet bedanken en dag zeggen. Ik vroeg nog aan Leif Abrahamsen, die er een tijd na mij toekwam, om de boodschap door te geven, maar uiteindelijk is hij niet lang na mij vertrokken, en heeft haar ook niet meer gezien. Dus, Helen (?), moest je dit ooit lezen: 1000 x dank, hopelijk kan ik het je ooit zelf komen zeggen. 

 

Het weer 

Natuurlijk kan ik niet vergelijken met andere jaren. Maar een van de redenen dat ik deze race in de winter wilde lopen was het barre weer. De beelden van lopers die letterlijk van de berg geblazen worden, diepe sneeuw (op dat gebeid was ik wel wat gewoon van de LT500), en alle soorten neerslag. En daarbij de vraag of ik qua kledij en instelling voorbereid was op dit gegeven. 


Toch heb ik de indruk dat het een ‘goed jaar’ was. Of een slecht dus, ‘t is maar hoe je het bekijkt. De deelnemers van de challenger, die een dag vroeger dan ons zijn vertrokken, hebben wel degelijk fameus noodweer over zich gehad, met veel opgevers als gevolg. Het ergste daarvan bleek alweer voorbij toen wij vertrokken. Ik heb onderweg wel eens gegrapt dat iemand bij de start per vergissing de summer spine aangezet had. En er zijn inderdaad lange periodes met quasi windstil weer geweest. Dat gezegd zijnde, heb ik me toch verscheidene keren in weersomstandigheden bevonden die ik nog nooit meegemaakt had: ijskoude stormwind die de neerslag dwars door over je heen blaast, en waardoor ik een keer effectief bijna weggeblazen werd (Cross Fell). Zelfs op de eerste dag, op Kinder Scout geloof ik, heb ik me nog afgevraagd of ik mijn goggles of ice spikes zou aantrekken. En op de Cheviots was het eerst mooi zonnig weer, maar ergens in de nacht sloeg ook dat om tot hevige wind, ijzige neerslag en uiterst beperkte zichtbaarheid. Je leefwereld verkleind tot enkele meters rondom je. Dus ja, er waren passages waar het twijfelen was of de goggles aan moesten, of de ice spikes, maar uiteindelijk net niet (hoewel ik later van anderen hoorde dat ze toch hun ice spikes gebruikt hebben). 


Conclusie, het was soms behoorlijk bar, maar het kan ongetwijfeld nog veel erger. Of beter dus 




Morgen komt DEEL 2 ook online
Gerelateerde berichten
  1. The Spine: The story behind Britain's most brutal ultra run The Spine: The story behind Britain's most brutal ultra run
  2. Montane Spine Race 2022 – verslag van een uniek avontuur - DEEL 2 Montane Spine Race 2022 – verslag van een uniek avontuur - DEEL 2